Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij zal [177]den god Mauzzim in zijn standplaats eren; namelijk den god, welken [178]zijn vaders niet gekend hebben, zal hij eren met goud, en met zilver, en met kostelijk gesteente, en [179]met gewenste dingen. 177. De zin is: Antiochus zal vast overal een nieuwen godsdienst invoeren; en wat aangaat den God der sterkten, [vergelijk Jer.16:19], of, den God van grote kracht, den God van Israel, hij zal in zijne plaats, te weten in den tempel te Jeruzalem, eren een god, te weten dien god, welken zijne vaders niet gekend hebben, namelijk Jovis Olympius, dien zal hij eren met goud, enz.; zie 2 Mach.6:2. Wil men dit op den Antichrist passen [wiens voorbeeld Antiochus geweest is], dat kan ook bekwamelijk geschieden. Anderen: en wat aangaat den God der sterkten, in zijne plaats zal hij eren, zal hij eren, zeg ik, een God welken zijne vaders, enz. Wat den God der sterkten belangt, zie boven vs.31; voor den God der sterkten hebben enigen het Hebreeuwse woord Mauzzim, of Maozim in den tekst gehouden. 178. Antiochus' voorouders hebben Jovis Olympius niet geeerd, maar Apollinus, Diana, Atargatides, gelijk Strabo getuigt in het zestiende boek Geogra. Alzo heeft ook de paus, in de plaats, dat is in de kerk of gemeente, van den waren God ingevoerd te eren een valsen god, dien zijne voorouders niet geeerd hebben, namelijk een versierden Christus, een hostie of een stukje brood, hetwelk hij versiert met goud, zilver en kostelijke paarlen. 179. Dat is, met allerlei kleinodien.